2007 wk24 Afrika kinderdag in Boukombé.

maandag 18 juni 2007

Kinderdag in Afrika Wachten op de dingen die komen gaan

Zondag 10 juni 2007
We hebben weer een zondagse chill-dag genomen. Heerlijk, boekje, kopje koffie en slapen. Echter om 16 u moeten we klaar staan, want het personeel heeft een verrassing waar ik alleen van weet. Dus ik zorg dat we samen op tijd op het terras zitten met ons boek (even een andere ruimte is het excuus).

Een hoop gegil en gelach achter de poort, Isodore heeft dienst, maar Albert komt om hem op halen en Gerard en Firmin komen ook het terrein op. Gaan ze nu nog hun dienst ruilen, vraagt Jetse? En hoor ik nu Nicaise ook lachen? Joh, het is markt en je kent de boys, net een grote familie en ’t zal me worst wezen wat ze doen, antwoord ik.

Even later komt Nicaise heel plechtig over het pad naar ons toelopen. Maman, we zijn klaar, kunt u meekomen? Nou, je zal toch eerst het een en ander aan papa moeten uitleggen, want die weet nog nergens van… O, nou dat is blijkbaar toch de taak van de natuurlijke leider die ze twee jaar geleden stilzwijgend hebben gekozen. Daar komt Jonathan aan gewandeld, blablabla, we gaan samen naar Nadobah, om met zijn allen te vieren dat God besloten heeft dat de tijd voor de samenwerking met het Centre werkelijk is aangebroken. Dit willen we als personeel met u vieren. (Als er geen reden is om te feesten dan maken we er gewoon eentje.)

Op naar Nadoba, naar café de Baobab. Maar de een moet eerst nog benzine tanken, de ander moet nog een fiets versieren, weer iemand moet nog Hortence ophalen et cetera. Ja, ga alvast maar heen zegt Firmin – die pech heeft en uitgeloot is om op het huis te passen - de anderen zijn al onderweg. Wij komen aan bij Baobab, niemand te bekennen. Oké, dan nemen we er alvast een. Even later komt het spul aanrijden. Met drie kerels per moto. De een stuurt, nummer twee schakelt met zijn voeten en nummer drie zit geriefelijk te genieten. En uiteraard komt Hortence met pannen vol met gekookte eieren, Fulanikaas en kippenbout. Daar moet je in Nederland om komen, naar de kroeg gaan en je eigen diner meenemen. Het wordt gezellig uit de pan eten met zijn allen.

We hebben – zoals altijd – serieuze gesprekken over man – vrouw verhoudingen en andere problemen en verschillende soorten oplossingen – van internet, komen we van opleidingen tot de ossen en vrouwen die gebruikt worden om het land te bewerken.

Maar we hebben ook reuze lol en een samenzijn is niet compleet als mamam niet een “petit l’histoire” verteld heeft verteld en Isidore en Albert niet letterlijk over de grond rollen van het lachen.

Ik weet vandaag echt geen l’histoire, zeg ik sip. Het wil niet tevoorschijn komen in mijn hoofd. Dat kan niet maman. Teleurgesteld kijken de jongens voor zich uit. Ook niet een heel kleintje, maman, een heel, heel kleintje, smeekt Isidore me. Nee, ik zou het echt niet weten.

Oja, er schiet me iets te binnen en ik vertel een grappig voorval dat de afgelopen week op Hedwig haar werk gebeurd is. De jongens lachen. Het wordt nog mooier, Jetse herinnert zich dat we in OUAGADOUGOU waren en dat hij in het Nederlands tegen mij zei dat hij het toch echt lelijk vind blanke vrouwen met Afrikaanse tress in hun haar. Dit naar aanleiding van een meisje dat met ingevlochten haren even verder op zit, in de veronderstelling dat zij een Française was. Maar toen begon ze in het Nederlands tegen haar vriendje je kleppen. De jongens vallen al van hun stoel af van het lachen. Dan komt toch “de l’histoire” toch nog voorbij vliegen in de vorm van een bij die ons lastig valt tijdens dit samen zijn. O, die is gevaarlijk, pas op maman.

Ja, zegt Jetse, maar als je gestoken wordt moet je altijd direct de beet uitzuigen, dat voorkomt zwelling. Wij kijken elkaar aan en beginnen te gieren van de lach. Kan ik dit wel vertellen? Welja joh. En ik vertel hoe ik ooit in Duitsland op een parkeerplaats achter het stuur ging zitten en door een wesp in mijn bil werd gestoken. En het deed zo zeer, ik moest er helemaal van huilen. Jetse bedacht zich geen moment, Ga op je buik liggen, zegt hij. Hij doet mijn rok omhoog, slip opzij en begint op die parkeerplaats mijn bil uit te zuigen. Nou, er kwam geen einde meer aan het gebrul. Wat een onderbroekenlol. Volgens mij dachten ze in Nadoba dat de FSAB groep totaal laveloos was ondertussen. En echt, we hebben het, zoals altijd, bij één biertje gehouden.

Woensdag 13 juni
Er rijdt een enorm home mobiel door Boukombé, ik zie dat ding net voorbij rijden als ik op het labo terras een zieke te woord sta. Snel roep ik Jetse, maar te laat. Dat moeten blanken zijn. Oké. We lijken wel een stel inlanders die uitlopen als er een onbekend iets door het dorp rijdt. UFO gezien.

In ieder geval, nog geen half uur later en ja daar komt dat ding het labo terrein oprijden. Een jong Duits stel Christiaan en Birgit, beiden arts, die een jaar lang door Afrika trekken. Uiteraard gezellig kwebbelen. Ze komen net uit Ghana, waar ze een maand in een ziekenhuis hebben gewerkt. Nou, de home-mobiel bij ons op het terrein en ’s avonds aan het bier “chez Jacqueline”.

Ze blijven een paar dagen en vinden het allemaal geweldig. Zoveel meer onderontwikkeld en zoveel minder verlangens naar grote spullen zoals auto’s, blanke huid en noem maar op in vergelijk met waar ze net vandaan komen. Nou, wees niet bevreesd, dan moet je naar het zuiden gaan, daar is het echt niet anders. Maar ze genieten met volle teugen.

Zaterdag 16 juni, Afrika kinderdag.
Vandaag is het de 17e keer dat Afrika een officiële dag voor het kind viert. FSAB doneert een doos vol pennen en potloden. Dit moet gevierd. Vol verwachting gaan we heen. De hele zaal is vol met kinderen en er gaan straks sketches en liedjes gespeeld worden. Maar voordat het feest gaat beginnen worden alle kinderen opeens de zaal uit gestuurd. Iedereen die naar binnen wil moet 300 FCFA betalen. Die koppies, zo sneu. Ik vraag waarom, maar degene die de leiding heeft, wil niets anders horen dan dat dit zo goed geregeld is, want hij denkt dat goed is.

Ik probeer hem uit te leggen dat het al niet leuk is dat er alleen kinderen uit Boukombé Centre zijn, die dus allemaal al ouders hebben met een baantje enzo. Dat ik de kinderen goed ken en dat ik absoluut geen kinderen zie die op een Tata Somba wonen. Ook ken ik veel families van deze kinderen die hier zijn en ik weet dat ook zij geen 300 FCFA zullen krijgen voor deze middag. En wat kost het nu eigenlijk, als de zaal toch al in gebruik is, om op een stoel of op de grond te zitten en mee te kijken?

Nee, ik weet er helemaal niets van, Hij is van hier en hij weet heel goed hoe het allemaal zit en er zitten kinderen bij uit alle lagen van de bevolking en iedereen kan wel 300 FCFA missen. Oké, even vragen: Wie van jullie woont er op een Tata Somba? Niemand steekt zijn vinger op. Wie woont er in een huis in Zongo? Bijna alle kinderen steken hun hand omhoog. De man kijkt me verontwaardigt aan en loopt weg.

We gaan naar binnen, de zaal is gevuld met maximaal 10% van wat er eerst zat. Of te wel bijna leeg. Wel zijn alle hotemetoten van het dorp er.

De beide artsen die bij ons op bezoek zijn, zijn ook boos en teleurgesteld. Wat nou feest voor het kind? Welk kind? We kijken een half uurtje en gaan weer naar huis. Buiten wachten horden kinderen op ons die gezellig meelopen tot aan de poort. Ze vonden het evengoed leuk, want mama Boukombé had liedjes met ze gezongen. Voor we weggaan, komt de organisator nog bedanken voor het cadeau. Ja, het is goed antwoord ik, maar ik zal bidden dat het de volgende keer werkelijk een feest is voor de kinderen met gratis toegang voor arm en rijk.