2007 wk18 Terug in Cotonou

zondag 29 april 2007

Beetje druk vanavond T-splitsing rechtdoor Zo kun je ook je koelkast vervoeren

Zondag 29 april

We zitten weer in Cotonou, afgelopen vrijdag aangekomen. Het was gewoon weer een gekkenhuis om je in het verkeer te begeven. Of ik nu in Cotonou rechtdoor wil op een T-splitsing, of in Nederland, dat is nog wel even een verschil. Maar goed, we slaan ons er weer goed doorheen en bekijken ondertussen nog even een mogelijkheid om grote spullen die niet in de auto passen toch in Boukombé te krijgen. Grote koelkasten gooi je gewoon achter op de zemidjan… (zie foto’s)

Omdat we nog op een pakje van DHL moeten wachten kunnen we maandagmiddag pas richting het noorden. Dus spreken we af dat we zondag lekker een dagje gaan chillen in hotel Du Port. Maar goed, dingen gaan vaak anders als je denkt. Jetse is ziek uit Nederland terug gekomen en vanmorgen was hij echt te beroerd om zijn bed uit te komen.

Oke, een pilletje van Marjan en dan ga ik mezelf vandaag wel vermaken. Eerst naar de kerk.
Wat is dat toch een feest hier in Benin. In het zuiden is alles uiteraard veel meer geciviliseerd dan in het noorden. De bijeenkomst is grotendeels in het Frans en verder in het Fon.

Maar de emoties, de overgave, ik kan het niet omschrijven. Ik zou het wel willen filmen voor jullie. In Nederland lopen de kerken leeg en hier …

De kerk die wij in het zuiden altijd bezoeken is gewoon een verbouwde woonkamer op een court. Geen buren die klagen over burengerucht, welnee, iedereen die komt voor de viering wordt vriendelijk goedemorgen gewenst, ondanks het feit dat de buren gewoon doorgaan met waar zij mee bezig zijn. De muziek is al te horen op straat. Het is nog geen negen uur, maar alles is al in volle gang en iedereen is er al. Dit gebeuren duurt minimaal tot 12 uur, half een.

In een kamer van 4 x 6 meter zitten zo’n 80 mensen, misschien nog wel meer, lekker dicht tegen elkaar aan en buiten tel ik er ook nog een stuk of 60 onder een afdakje. Zodra men me ziet maakt men een plaatsje voor me vrij, vooraan en bij de deur, zodat ik een beetje kan doorwaaien, voor zover dat mogelijk is. Ik ben zoals gewoonlijk de enige blanke.

De kerk heeft – het is immers niet in de brousse – een drietal microfoons en elektrische gitaren, drumstel, keybord en uiteraard gewone trommels en kalebassen met kraaltjes.
Ook zie ik al die mooie schoenen en mooie kleding, wat een verschil vergeleken bij ons. Hier liggen er meerdere briefjes ter waarde van 15 EURO in de collecteschaal, wij halen met de hele kerk van 150 mensen in Boukombé vaak nog geen 2 EURO bij elkaar op een zondag. Maar het bidden, zingen en de intentie is gelijk. Hier in het zuiden, de bakermat van de voodoo, bidt en zingt men soms alsof het een voodoo seance betreft. Mensen laten zich volledig gaan.

De viering begint en de voorzangeres raakt gewoon in tranche, iedereen om me heen begint mee te doen met haar. Sommigen trillen mee op de maat van de muziek. De elektrische muziek stopt zelfs en alleen de trommels en kalebassen + het handengeklap begeleiden het gezang en de dans.

Steeds harder en harder gaan de trommels, het ritme wordt opgezweept en de mensen zijn helemaal in de ban. Ik waan me onder een boom ergens in de brousse, niet in het zuiden in deze grote stad. Deze mensen hebben dit ritme gewoon in hun bloed. Ik kijk om me heen, alle vrouwen gaan mee in het gezang en beelden diverse dingen uit, een trompet, een vogel, ze snijden figuurlijk hun hals door. Jammer genoeg is het in het Fon, dus ik heb geen idee waar ze het over hebben. Maar ik denk dat ze zingen over engeltjes in de hemel die trompet spelen en het kwade de hals doorsnijden. Ik verzin ook maar wat.

De jongens van de elektrische instrumenten klappen heel hard mee en ik kijk over het erf.
Daar staan twee buurmeisjes met een emmer aan een koord water te hijsen uit de put op de maat van de muziek. Tientallen brommers staan op het erf en daarboven hangt de schone was, kinderen die maïs aan het poffen zijn zitten voor hun huisje en ondertussen staan wij hier te zingen en dansen in de kerk. Al die geuren, die bedrijvigheid en daarnaast gewoon hard roepen en zingen: “ Halleluja, Dieu est grand” dat kan alleen maar hier in Afrika.

Hoe moet ik dat straks doen als ik in het najaar vier maanden in Nederland ben voor mijn cursus? Nu snap ik waarom ik de pastor uit Ghana - die in de Bijlmer een kerk heeft – op het vliegveld ben tegen gekomen en waarom hij mij zijn kaartje heeft gegeven. Dat is niet voor niets. Ik ga hem bellen als ik weer in Nederland ben en dan neem ik mijn moeder mee de Bijlmer in. Zal ze geweldig vinden om in Nederland een Afrikaanse mis te bezoeken.

Ik pak de auto en rijdt terug naar Jetse en neem me voor dat hij kan kiezen: of hij gaat met mij mee uit eten of hij mag mee naar het ziekenhuis, want als hij niet is opgeknapt dan vertrouw ik het voor geen meter.

Gelukkig kiest hij ervoor om met me uit eten te gaan en bij de Pantagruel aangekomen heeft hij zelfs trek. Dat is goed, dan kunnen we morgen in ieder geval richting het noorden. Ik wil graag minimaal tot Djougou geraken.

Gisteren hoorden we overigens weer een bizar verhaal. De telefoon tussen Natitingou en Boukombé ligt er al enkele werken uit. Men is bezig te regelen dat men het gaat herstellen. Het lijkt Afrika wel. Als het net zolang gaat duren als de brug bij Manta (ruim 2 jaar kapot) of de brug naar Nadoba (1 jaar kapot) dan kunnen we nog wel even wachten.

Het is in ieder geval duidelijk waarom we niet konden bellen naar huis. We zouden 2 keer per week vanuit Nederland bellen om te horen of alles oké was, maar hebben alleen in de eerste week 2 keer connectie gehad, daarna niets meer, ook niet hier in Cotonou waar ik sinds vrijdag probeer Nicaise te bereiken. De puzzelstukjes vallen weer op zijn plaats.

Allemaal een dikke knuf, ciao
Marjan