2007 wk20 Unicef en Keizersnede

maandag 14 mei 2007

Dinsdag 8 mei
Guinevieve komt terug uit Tabota. Wat een primitief land is het toch eigenlijk. Twee mensen hebben kippen die iedere dag naast elkaar eieren leggen. Deze worden dagelijks gedeeld. Nu schijnt een van beide heren vandaag alle eieren meegenomen te hebben en stelen doe je hier niet. Word je bestolen, dan speel je eigen rechter. Dus heeft de ene eierraper zijn “collega eierzoeker” vanmorgen zijn hoofd ingeslagen. Hartstikke dood. Dit is natuurlijk een vreselijk iets, ook voor de vrouw en de kinderen die achterblijven, juist hier!

Maar toch – ik ga even wat verder dan dit - nimmer goed te keuren doodslaan - hoe je het ook wendt of keert – de dood hoort hier zoveel meer bij het leven.

In het westen word je als kind constant voorbereid op je toekomst, het leven, je carrière, de ongekende mogelijkheden die voor je open liggen. Maar waarom praten we niet meer met onze kinderen over de dood? Waarom zijn we niet meer vertrouwd met onze enige zekerheid in dit leven?

We zijn allemaal geboren en zullen dus ook allemaal sterven. Dit is iets dat we niet zo snel rechtstreeks tegen onze kinderen zullen zeggen. Oké, als er een opa of een oma doodgaat, dan praat je daarover. Dat doet pijn, maar is algemeen geaccepteerd. Maar meestal verzuimen we te vertellen dat je ook op jongere leeftijd afscheid kan moeten nemen. Dus hoort het sterven als zodanig er niet meer bij in onze maatschappij. Het hoort bij oude mensen, dat willen wij ons zelf en onze kinderen vaak doen geloven. Slechts een enkele keer wordt een kind met deze heftige gevoelens geconfronteerd, als er iets met zijn ouders of broer of zus gebeurt.

We voeren wel gesprekken over wat ze later kunnen doen, alle mooie dingen die nog op hen wachten. En dat moet ook! Je moet zin hebben in je toekomst. Maar toch vraag ik me soms af of we onze kinderen niet teveel beschermen tegen zulke nare en verdrietige gevoelens als die horen bij de dood? Bij afscheid nemen.

Ieder afscheid is een beetje doodgaan, maar doodgaan is het grote afscheid waar we allemaal een keer voor komen te staan.

We willen vaak van alles bereiken, hebben de druk van zoveel belangrijke dingen van het moment. Maar is het niet beter als we de dood wat meer in ons leven zouden opnemen? Als iets dat we moeten leren aanvaarden? Dat er gewoon bij hoort. Doodgaan, iets wat we allemaal gaan doen, vroeg of laat. We kunnen van alles kiezen tijdens ons leven, maar niet dat we willen blijven leven.

Voor velen is doodgaan het einde van iets, een zwart gat, een ophouden te bestaan, niets meer en niets minder. Voor anderen is doodgaan de tijd krijgen voor de eeuwigheid.

Mij lijkt het vaak een nieuw avontuur – ik hoop het ooit samen met mijn vechtgenoot te kunnen aangaan.

17 mei 2007
Zojuist terug van twee dagen conferentie in Parakou. Grote organisator is UNICEF die in het noorden de strijd tegen de kinderhandel wil aangaan. Wij zijn uitgenodigd om als een van de partners mee te werken aan het uitzetten van de strategie.

In ieder geval: Twee doodvermoeiende dagen achter de rug.
Dit alles had ik twee jaar geleden absoluut nog niet aangekund, twee dagen vergaderen in het Frans en dan ook nog Frans op een dergelijk hoog niveau, geen Frans uit Boukombé. Maar goed. Ik kon het allemaal volgen, zonder problemen.

Het is ongelooflijk wat er nog allemaal moet gebeuren in dit land. Het resultaat van alle jaren hard werken die gaan komen, dat gaan wij niet meer meemaken. Maar goed, wel zo ontzettend veel herkenbare dingen en de vertegenwoordigers uit ons eigen departement, de l’Atacora, daar ken ik er reeds een aantal van. Het is fijn om te zien dat deze spelers op de markt ook door Unicef zijn uitgekozen om aan deze strategie mee te gaan werken. Dat bevestigd voor mezelf dat ik toch intuïtief met de juiste mensen heb samengewerkt en contact heb gezocht.

Belangrijkste punt is het beseffen en durven toegeven dat geen enkele organisatie op de wereld het geld, de kennis en de mankracht heeft om het probleem alleen op te lossen. Daarom moeten we onze handen bijeen steken

Kinderhandel tegengaan begint met kinderen laten registreren en naar school laten gaan. De leraren bewust maken van hun verantwoording het te melden als zij registreren dat bepaalde kinderen om welke reden dan ook – zelfs als het is omdat hun broertje hun plaats overneemt - niet terug komen naar school.

Ander aandachtspunt is de ervaring dat je ook mannen moet betrekken in de strijd, vrouwen zijn te afhankelijk van de man. Mannen moeten meer de waarde van de vrouw gaan inzien. Ook moeten vrouwen – met name weduwen - zich meer gesteund weten in hun poging om hun kinderen te beschermen en van de basisbehoeftes te kunnen voorzien (eten, scholing, gezondheidszorg)

Het vervelende is dat de gezinnen vaak economisch afhankelijk zijn van de werkzaamheden van hun kinderen en dat de verhandelde kinderen een grote bron van inkomsten zijn voor de uitbater. Ze leveren geld op waarmee mensen kunnen worden omgekocht. Er werd een mop verteld om aan te tonen dat mensen – als ze er financieel beter van worden – de neiging hebben hun ogen te sluiten voor het slechte.

Een moslim man met 4 vrouwen wordt ziek. Het kost veel geld en er moet een manier gevonden worden om de kosten van zijn dure gezin te drukken. Dus stuurt hij zijn dochter de straat op met de boodschap dat ze zelf maar moet zorgen dat ze deze dag een maaltijd krijgt, er is geen geld meer voor haar eten. Het meisje zoekt de hele dag werk, maar niemand wil haar hebben. ’s Avonds kan ze echter geld verdienen en dat doet ze dan maar want ze heeft inmiddels erge honger gekregen.
En zo gaat het een tijdje door. Iedere avond gaat ze de deur uit naar haar werk en iedere morgen komt ze weer thuis. Haar vader wordt beter, de rekeningen zijn – dankzij dochterlief - betaald en op een morgen vraagt pa aan het meisje: Dochter, wat voor werk doe je eigenlijk. Je vertrekt iedere avond en komt ’s morgens pas weer thuis. Waar verdien je het geld mee? Prostitutie papa, antwoord het meisje.
Prosti wat!!! Ga uit mijn huis, dit kan ik niet tolereren, schreeuwt de vader het meisje toe. Oké papa, ik zal u gehoorzamen, maar geef dan eerst dit geld aan mama ter ondersteuning van het huishouden en dit geld, dat wil ik graag gebruikt zien voor de schoolopleiding van mijn jongere broertje.

Meisje, vraagt de vader nog een keer, vertel me, waar verdien je je geld mee? Met prostitutie papa.
O kind, blijf, ik dacht dat je protestant was geworden.

Bij de afsluiting praat ik nog even met Blandine. Denk erom, ieder kind dat je ziet werken, hoort op school te zitten. En we rijden terug naar Boukombé, en we zien honderden kinderen onderweg, met water op hun hoofd, houtdraagsters, benzine verkoopstertjes, zwerfjongens. Al die kinderen die zo bij het vertrouwde straatbeeld horen. Ik vraag me af hoe het komt dat ik dit niet meer als overtreding van de rechten van het kind heb gezien. Pas je je zo snel aan dat je dit soort dingen gewoon gaat vinden?
Neem je automatisch de normen en waarden van het land aan, of is het een soort zelfbescherming, omdat je anders helemaal niet meer in het rond kunt kijken. Ik weet het niet, maar al die kinderen die we onderweg zien, ze stemmen me triest.

Als we in Natitingou aankomen stoppen bij een Franse vriendin. We horen het trieste verhaal van een vrouw die 5 dagen in de weeën heeft gelegen in Hospitaal de Zone, en niemand die wat deed om haar te ondersteunen. De 5de dag hoorde zij erover praten en heeft ze het geld betaald voor de keizersnede, maar voor de moeder was het te laat. Jetse en ik zijn er beroerd van. Hoe kan een systeem zo zijn dat je iemand dood laat gaan terwijl de middelen en mankrachten voorhanden zijn. Alleen omdat je niet vooruit kunt betalen.

De beide dagen, die zo positief waren verlopen, zo hoopvol, worden toch met een triest gevoel afgesloten. Ik besluit het gelijk maar even van me afschrijven.

Allemaal een dikke knuf,
Marjan